Gerda Delemarre woont met een kleine tussenpoos al 70 jaar op de Wiltzanghlaan. Als ik bij haar langs ga, drinken we thee en vertelt ze honderduit over de buurt, de bewoners en de veranderingen door de jaren heen. Eigenlijk is één keer thee drinken niet genoeg; er zijn zoveel verhalen.

Geboren in 1926 in Tuindorp Oostzaan verhuist ze al snel naar Amsterdam West en na enige omzwervingen komt ze in 1939 met haar ouders en vier broers op de Wiltzanghlaan te wonen. In die tijd was de Wiltzanghlaan een korte zijstraat van de Admiraal de Ruyterweg met aan iedere kant maar 2 percelen met woningen. “Daarna was geen bebouwing maar land, waar we lekker konden spelen en voetballen”, vertelt Gerda. In de Tweede Wereldoorlog namen de Duitsers het stuk land in en zetten er een groot zoeklicht op waarmee ze het luchtruim afzochten naar overvliegende Engelse vliegtuigen. Na de lagere school mocht ik verder leren. Ik ging op school in de Chasséstraat; daar leerde ik voor kostuumnaaister. Ik liep elke dag heen en weer naar school.”

“Er waren veel winkels in de buurt”, vertelt Gerda, “op de hoek met de Hertspieghelweg zat een bakkerij, op de andere hoek zat drogisterij Smeenk, er was een kruidenierszaak. Waar nu Café Luim zit, daar was de winkel van de familie Boon. Zij verkochten schoolboekjes en klein speelgoed en ook religieuze spulletjes. Aan de grote ramen van de huizen op de benedenverdiepingen op de Admiraal de Ruyterweg kan je nog goed zien waar allemaal winkels waren. Er was ook een melkboer die met een kar met melkbussen langs de deuren ging. Ik heb zelf nog bij bakker Draaisma gewerkt op de Admiraal de Ruyterweg; in dat pand zit nu die winkel met die grote fietsen. En ik heb ook gewerkt bij de kruidenier om de hoek. Ik kende dus veel mensen in de buurt.”

Als mevrouw Delemarre in 1948 trouwt, verhuist ze naar de Kinkerstraat. Haar man heeft daar een slagerij en het gezin gaat boven de winkel wonen. Mevrouw  Delemarre werkt mee in de winkel. “Maar”, zo vertelt ze, “het was moeilijk als kleine zelfstandige ondernemer. De supermarkten kwamen en die verkochten de karbonades voor de prijs waar wij ze voor in moesten kopen. Daar kan je niet tegen op”. Uiteindelijk stoppen ze met de slagerij. In 1955 verhuist het gezin terug naar de Wiltzanghlaan, waar ze naast het huis komen te wonen waar Gerda is opgegroeid. Met inmiddels 3 kinderen wonen ze op de benedenverdieping. Later komen er nog twee kinderen bij. Het was een levendige buurt met veel kinderrijke gezinnen. Iedereen deed de boodschappen in de buurtwinkels, waar je elkaar tegen kwam. Er waren bijna geen auto’s. Alles was te belopen; je kende elkaar en je wist hoe het met iedereen ging.

Vanaf de jaren zeventig verandert de buurt; de buurtwinkels leggen het af tegen de supermarkten. Je moet verder weg om je boodschappen te doen en je komt elkaar minder tegen in de buurt. Er komen ook steeds meer allochtonen in de wijk wonen. Gerda: “de ‘gastarbeiders’ noemden we ze toen. Deze mensen werkten hard – vaak in de havens. Er gingen ook steeds meer Hollandse gezinnen weg uit de buurt om buiten de stad te wonen. De mensen die al heel lang in de buurt woonden, voelden zich minder thuis. Dat was best moeilijk”.

“Maar”, zegt Gerda, “ik vind dat de buurt nu al een paar jaar de goede kant op gaat. Er zijn jonge mensen komen wonen en doordat er ook grotere woningen zijn, blijven gezinnen ook vaker. Er worden nieuwe huizen gebouwd en de oude worden opgeknapt”. Gerda is inmiddels overgroot-oma, maar ze is nog actief als vrijwilliger in de kerk. Op haar fiets komt ze nog overal in de buurt. Bijna elke week komt één van de kinderen langs en met haar vorig jaar aangeschafte computer houdt Gerda via e-mail en facebook contact met de kleinkinderen.